Home > Geen categorie > Schaatser van de maand oktober: Jan Paul Drost

Schaatser van de maand oktober: Jan Paul Drost

 Schaatsen heb ik geleerd op de sloot naast het ouderlijk huis. In blauwe overall op kaplaarzen met Friese Doorlopers. Niet achter een stoel maar achter een antieke groen houten duwslee. Bij het eerste daglicht was ik op het ijs en ‘s avonds in het donker werd ik er, al krijsend, door mijn moeder weer afgehaald. Mijn ouders zijn echte natuurijs-schaatsers en de liefde (of gekte) voor natuurijs is mij letterlijk met de soeplepel ingegoten. Als de weerberichten “onderuit” gingen was het slecht slapen en ’s nachts opstaan om op de thermometer te kijken.  Eén nacht ijs was vaak net genoeg om als jochie wat op het ijs te “klooien” Na twee of drie nachten gingen mijn vader en ik het mooiste en spannendste doen wat ik ooit in mijn leven meegemaakt heb: HET IJS VERKENNEN! Met een touw om de nek en een stok in de hand samen het veld in en kijken en begrijpen waar het ijs goed of slecht is. Als de sterren erin vliegen gauw de benen wijd en terug schuifelen en die plek goed onthouden. We waren altijd de eerste maar ook bijna altijd met een nat pak. Mijn  Pa werd pas wat tammer toen hij jaren later, al rijdend, er een keer doorheen klapte en met zijn hoofd op de scherpe rand van het wak sloeg. Hij was half gescalpeerd maar gelukkig niet onder het ijs geschoven.  Toen zijn schaatsen de volgende dag weer droog waren gingen we weer het ijs op met de hechtingen in zijn hoofd en een gezwollen gezicht of hij 10 rondes met Mike Tyson had gebokst.

Jan Paul Drost 2De Waterland Westtocht stak bij ons de van Beekstraat over en ik probeerde telkens met de deelnemers mee te schaatsen. Eerst met de “gewone” mensen en later met de echte knoesten met skibrillen op en ijspegels aan de kin. Toen dat heel behoorlijk lukte mocht ik op 10 jarige leeftijd op schaatsen en werd lid van Hard Gaat ie.
Bij het jeugdschaatsen heb ik les gehad van Mijnheer Houwer en Us Jelle. Later bij de trainingsgroep kregen we training van Ron Nooitgedacht, Cees Tump en Hans Verkaik. Mijn grote held was Frits Schalij en eigenlijk is hij dat nog steeds. Apetrots was ik toen ik rond mijn 20e wel eens een marathon reed waar Frits ook aan meedeed. Tegenwoordig mag ik wel eens naast hem zitten in de kleedkamer.
Trainen heb ik altijd prachtig gevonden, of het nu schaatsen was, wielrennen of sprongtraining in het zand, elke training gingen we tot het gaatje. Zo kwam het dat ik het rond mijn 16e in de Baanselectie van Amsterdam mocht proberen bij trainer Ome Willem Augustin. Ik had geen superstijl en “zat wat hoog” maar kon op de langere afstanden lekker doordouwen. Mijn ploegmaatjes vergeleken me weleens met mijn andere held: Geir Karlstadt uit Noorwegen. Wat een beuken gaf die vent, daar wilde ik wel op lijken. De korte afstanden werden, naarmate ik ouder werd, een steeds grotere handicap; op de één of andere manier had ik gewoon een rondje of drie nodig om op gang te komen. Zelfs de 5km kon ik op mijn aller hardst rijden zonder op een hoop te lopen;  de rondetijden gingen alleen maar omlaag.
Rond mijn 18e ben ik gaan marathonnen bij trainer Cees Lissenberg en dat paste beter bij me. Een massasprint of een verrassende demarrage was nog steeds lastig maar ik bleef gewoon demarreren tot de rest van het peloton murw was en me lieten lopen. Eenmaal weg konden ze me vaak niet meer terug pakken en zo kon ik mijn wedstrijden winnen. Na een jaar landelijk-B gereden te hebben promoveerde ik naar de A-rijders.
Die zomer werd ik echter geveld door de ziekte van Pfeiffer. Niet een beetje,  maar compleet. Mijn leverfunctie raakte aangetast en op de één of andere manier mijn conditie ook. Ik heb twee seizoenen bij de A-rijders gezwoegd en had tot die tijd nog nooit verzuring gevoeld. Die jaren bij de A’s des te meer. Ik reed als pelotonvulling in de rondte en finishte wel regelmatig rond de 30e plaats maar ik vond het niets. Ik miste het kat en muis spelletje dat je zo leuk kan spelen als je voorin rijdt bij het marathonschaatsen. Ik ging terug naar de B’s, ging werken, huis verbouwen, samenwonen en werd vader en raaJan Paul Drostkte het heilige vuur een beetje kwijt. Schaatsen bleef mijn lust en mijn leven, maar de top hoefde van mij niet meer.

Rond 2005 hebben we nog een paar echte winters gehad. Tijdens één van die winters sta ik, na een onrustige nacht vanwege een “onderuit gaand” weerbericht, vroeg op om te gaan werken en zie dat het die nacht goed gevroren heeft. Als ik naar mijn bus loop moet ik even het ijs op de sloot “voelen” en voel dat het nog een nachtje door moet trekken want ik trap er dwars doorheen. Die dag komt het niet boven nul en als ik ‘s middags thuis kom zie ik tot mijn stomme verbazing mijn eigen jongens Rinus, Freek en Luuk, 6 en 4 jaar oud, op het ijs klooien en glijden. Blijkbaar heeft het overdag genoeg gevroren denk ik en lachend stap ik de sloot op en twee tellen later sta ik tot mijn middel in het water. Toen wist ik het zeker: ze hebben het virus, en die apen zijn minstens net zo gek als hun Opa! Die winter en een paar winters  hierna beleef ik het spannendste en mooiste dat ik ooit beleefd heb: het ijs verkennen met je eigen zoons! Zolang er natuurijs bestaat zal je mij nooit voor de kick zien Bungeejumpen, parachutespringen of met een Ajax shirt door Rotterdam zien lopen. IJs verkennen is het absoluut mooiste dat er is!
We zijn inmiddels een aantal winters en natte pakken verder en ik kan wel zeggen dat ik de mooiste schaatservaringen uit mijn leven op natuurijs heb opgedaan, meestal met mijn schaatsmaat Martin de Vries.
Zo zijn we een keer de Waterland Westtocht gaan rijden op Friese Doorlopers in boeren-overall. We reden de 30km binnen het uur en overal hoorde je de echte cracks (met skibrillen en ijspegels) praten over die twee maffe boeren op houtjes die iedereen voorbij reden. Eerlijk is eerlijk; het is één van de zwaarste uren uit mijn schaatsleven geweest maar kicken was het wel.
Wat te denken van je schaatsen, in Landsmeer, aan de keukentafel onderbinden en binnen drie kwartier de haven van Marken aantikken. Probeer dat maar eens met de auto te doen.
Of met een strakke Noord-Ooster in de rug met dik 50 km/h over de Gouwzee  van Marken naar Volendam te scheuren.
We zijn ook een keer ’s nachts, bij volle maan, gaan trainen op natuurijs in het veld omdat Martin een NK natuurijs moest rijden en er geen tijd meer was om overdag te trainen. Prachtig ijs en geen kip te bekennen, doodse stilte en alleen het ribbelen van het ijs en het klappen van je schaatsen in het bleke maanlicht. Dat was pure Magie!

De laatste jaren zet ik mij als trainer en wedstrijdcommissielid in voor de ijsclub. Ik heb mede dankzij de ijsclub een gouden jeugd gehad en hoop hiermee mijn eigen jongens en hun vrienden de kans te geven net zo’n toffe jeugd mee te laten maken als ik heb gehad.
Ik denk dat we momenteel als cluppie ook goed bezig zijn. Volhouden, de schouders eronder en laat het maar weer een keer gaan vriezen!

Jan Paul Drost